De avond vóór de brand van maandag 16 juli 1554 waren Corthans van den Sluys, Derick van Schalckwick en een herder uit Zeeland over de Roermondse stadsmuur geklommen. Ze legden uit baldadigheid op drie plekken in de stad smeulende strobundels neer. Brandstichting dus. Het was oogsttijd en het had lang niet meer geregend. De wind was sterk, en iedereen werd door de brand verrast. Tweederde van de stad brandde af, waaronder het stadhuis, een groot aantal kerken en kloosters, en vier stadstorens. Alleen het allerarmste deel van de stad bleef staan. Negen dagen later stortten door een storm ook nog vele gevels en schoorstenen in. Dertien mensen kwamen om, en het duurde jaren voordat Roermond deze klap te boven kwam.
© Albin Windhausen